1.   okkernoot zn. 'walnoot (Juglans regia)'
categorie:
leenwoord, geleed woord, metanalyse
Mnl. eerst in de vorm nokernote 'walnoot, walnotenboom' in nokernoten 'walnoten' [1252; MNW], van die noker note 'over de walnotenboom' [1287; VMNW], dan ook okernoten 'walnoten' [1300-25; MNW-R]; vnnl. oeckernoot, okernoot, walnoot [1599; Kil.].
Door verkeerde woordscheiding (zie adder) ontstaan uit nokernote, een samenstelling van noker 'walnotenboom' [1528; MNW] en noot 2 'harde vrucht'; noker is ontleend aan Laatlatijn nucarius 'notenboom', een afleiding van nux 'noot', zie noot 2. Geminatie voor r is verantwoordelijk voor de vorm -kk- en de daaruit volgende korte klinker.
Een vergelijkbare naam voor deze noot komt in de andere Germaanse talen niet voor; daar verschijnen alleen equivalenten van walnoot.
Fries: - (walnĂșt, gruut nĂșt)


  naar boven