2471.   ontfermen ww. 'uit medelijden zorgen voor'
categorie:
geleed woord
Mnl. entfarmen 'medelijden tonen' [1240; Bern.], meestal ontfarmen, zoals in Dat hi der armer siker nonnen Jt schire ontfarmen soude 'dat hij zich spoedig het lot zou aantrekken van de arme zieke non' [1265-70; VMNW], sute urowe ontfarme v des 'lieve vrouwe heb daar medelijden mee' [1265-70; VMNW], Here, ontfarmdi ons 'Heer, ontferm u over ons' [1291-1300; VMNW], ontfermt u huyden over my 'ontferm u heden over mij' [1450-1500; MNW].
Afleiding met de voorvoegsels ont- en af van het bn. arm 2 'behoeftig', gebruikt als vertaling van christelijk Latijn misereri 'medelijden hebben', dat eveneens is afgeleid van het bn. voor 'behoeftig', namelijk miser, waarvoor verder zie misère. Het Duitse equivalent is erbarmen, zie erbarmen.
Fries: ûntfermje
2472.   ontfutselen ww. 'listig ontnemen; afhandig maken'
categorie:
geleed woord
Vnnl. Den genen die het sijne slechtelijck hem laet ontfutselen 'wie zich zijn eigendommen gemakkelijk afhandig laat maken' [1618; WNT].
Afleiding met het voorvoegsel ont- van vnnl. futselen 'frutselen, peuteren, kriebelig werk doen', zie frutselen. De letterlijke betekenis was dus 'door futselen afhandig maken'.
Fries: -
2473.   onthalen ww. 'ontvangen'
categorie:
geleed woord
Mnl. onthalen 'verwelkomen, gastvrij ontvangen' in den gasten tonthalne 'de vreemdelingen welkom te heten' [1236; VMNW], dat si desen seluen here ... onthale met houescher daet met soeter tale 'dat zij deze ridder beleefd en met vriendelijke woorden moet ontvangen' [1276-1300; VMNW]; vnnl. Daer ick u op onthael 'waar ik u op trakteer' [1650; WNT leengoed].
Afleiding met het voorvoegsel ont- van het werkwoord halen 'bij zich brengen, verkrijgen'. Het voorvoegsel ont- heeft hier de bet. van got. in-, namelijk 'beginnen': het onthaal vindt plaats wanneer je iem. in je gezelschap of thuis binnenhaalt.
Fries: -
2474.   ontheemd bn. 'uit zijn vertrouwde omgeving'
categorie:
geleed woord, bedenker bekend
Nnl. De Baltische meisjes behoren tot de "displaced persons", de ontheemden zoals dat met een nieuw woord heet [1944; WNT Aanv. ontheemde], kampen voor de displaced persons, de ontheemden, de verplaatste personen, die nergens meer thuis zijn [1950; WNT Aanv. ontheemde], ontheemd 'buiten zijn vertrouwde omgeving' in het kind zoals het ontheemd leeft in het kinderhuis [1955; WNT Aanv.].
Afleiding met het voorvoegsel ont- van het zn. heem 'woonplaats', een neologisme dat als zelfstandig naamwoord (ontheemde) in 1944 geïntroduceerd werd door de Nederlandse Consul-Generaal in Italië, D.G.E. Middelburg, als vertaling voor Engels displaced person. Middelburg was werkzaam voor de door de geallieerden ingestelde commissie voor oorlogsvluchtelingenproblematiek, de Displaced Persons Subcommission (WNT).
Na de succesvolle introductie van het woord kreeg het al snel een bredere toepassing dan alleen met betrekking tot oorlogsvluchtelingen.
Fries: -
2475.   onthutst bn. 'ontsteld'
categorie:
geleed woord
Vnnl. Sy is soo gantsch onthutst, ... Dat 'ze is zozeer ontsteld, dat' [1625; WNT].
Verl.deelw. van onthutsen 'ontstellen', dat is afgeleid met het voorvoegsel ont-, dat hier het begin van een handeling aangeeft, van hutsen 'schudden', waarvoor zie husselen. Het werkwoord zelf is weinig frequent.
Fries: -
2476.   ontiegelijk bn. (vnl. NN) 'enorm; zeer'
categorie:
geleed woord, alleen in België of Nederland
Nnl. ontiegelijk 'enorm, zeer veel' [1961; Van Dale].
Afleiding van ontieg 'onbetamelijk, laaghartig; vuil, smerig', dat door wegval van de intervocalische -d- is ontstaan uit mnl. ontidech, zoals in wine bezien ...; ende wat si dan ontidich vinden 'wijn proeven ...; en wat ze dan bedorven vinden' [1374; MNW], vnnl. onbetamelijcke, schandelose, ontydige woorden [1551; MNW]. Deze betekenissen ontstonden overdrachtelijk uit 'op een ongeschikt moment plaats hebbende; onrijp' en mnl. ontidech is dan ook afgeleid met on- 'niet-' van tidech, tidich 'op het juiste moment plaats hebbende; rijp', wat zelf weer is afgeleid met -ig van mnl. tijt 'tijdstip, moment', zie tijd.
Het bn. ontieg is in de algemene taal van de 20e eeuw verouderd. Redelijk recente attestaties zijn ontiege praatjes 'onbetamelijke praatjes' [1921; NRC], een afzichtelijk, bijkans ontieg voorwerp [1925; NRC], ontieg weer 'slecht weer' [1943; Texelsche Courant]. Het komt nog wel voor in diverse dialecten.
Fries: -
2477.   ontij zn. 'donkere tijd van de dag'
categorie:
geleed woord
Mnl. ontijt 'ongeschikt moment' in die ... maecte strijt jegen Karel in ontijt 'die op een ongeschikt moment tegen Karel streed' [ca. 1350; MNW], 'donkere tijd van de dag' in by nacht ende ontijden 'als het buiten donker en gevaarlijk is' [1422; MNW]; vnnl. by onty ''s nachts' [1613; WNT snollen].
Afleiding van tijd met het voorvoegsel on-. Omdat het woord veelal voorkwam met buigingsuitgang -e, dus als ontijde, kon in deze vorm de intervocalische -d- wegvallen, waardoor de jongere vorm ontij ontstond, die alleen nog voorkomt in de verbinding bij nacht en ontij 'in het donker, als men voor onraad moet vrezen'. Zie ook getij(de) en hoogtij.
Fries: ûntiid
2478.   ontkennen ww. 'meedelen dat iets onwaar is'
categorie:
geleed woord
Mnl. ontkinnen 'ontzeggen, ontnemen wat is vastgesteld' [1298; VMNW], 'niet erkennen' in dat onsen scepenen ... onsen amman van Bruessele, dien wi daer gheset hadden, ontkinden 'dat onze schepenen de schout van Brussel die wij daar hadden aangesteld niet erkenden' [1363; MNW], ontkennen 'iets onwaar verklaren' in naerhede kennen of ontkennen 'verwantschap wettelijk erkennen of ontkennen' [14e eeuw; MNW], 'onbekend maken' in die met hoverden hem ontkinnet 'die zichzelf bezoedelt door hoogmoed' [ca. 1450; MNW].
Afleiding met het voorvoegsel ont-, dat hier tegenstelling uitdrukt, van kennen in de verouderde betekenis 'vaststellen, bepalen'.
Fries: ûntkenne
2479.   ontluiken
categorie:
geleed woord
Zie: luiken
2480.   ontmoeten ww. 'tegenkomen, treffen'
categorie:
geleed woord
Mnl. entmuten, untmuten 'tegenkomen' [1240; Bern.], westelijk meestal ontmoeten in een forest darsi ontmoeten enen coleman disi groten 'een bos, alwaar ze een kolenbrander ontmoetten, die ze groetten' [1260-80; VMNW].
Afleiding met het voorvoegsel ont-, dat hier het begin van een handeling benadrukt, van mnl. moeten 'ontmoeten, tegenkomen', zoals in Hoe die bruut nu moet den brudegom 'hoe de bruid nu de bruidegom ontmoet' [ca. 1350; MNW]. Dit was vooral een (noord)oostelijk woord; in het westelijk Middelnederlands luidde het meestal ghemoeten, zoals in Daer ghemoeti an de vaert. Jnglen vele met haren scaren 'toen ontmoette hij onderweg vele engelenscharen' [1285; VMNW]. Beide werkwoorden zijn verouderd, maar zie nog tegemoet.
Mnd. entmoten. Zonder voorvoegsel: os. mōtian (mnd. moten); ofri. mēta (nfri. moetsje); oe. mētan (ne. meet); on. mœta (nzw. möta); alle 'ontmoeten', < pgm. *mōtjan-. Daarnaast got. gamōtjan 'id.'. Hierbij horen ook de zelfstandige naamwoorden: mnl. moet; os. mōt; ohd. muoz; on. mót; alle 'ontmoeting' (nzw. emot (vz.) 'tegen': mot (vz.) 'tegen, naar').
Misschien verwant met: Armeens matčim 'naderen'; Hittitisch mazzi 'hij nadert'; < pie. *meh2/3d- (voor het Germaans), *mHd- (IEW 746). Verwantschap met moeten is onwrsch., evenals met meten < pie. *med-.
Fries: moetsje

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven