1.   fladderak zn. (NN) 'zoete citroenbrandewijn'
categorie:
etymologie onduidelijk
Nnl. fladderak [1887; WNT]. Heeft in Groningen eindaccent.
Herkomst onbekend. De gangbare verklaring is dat het Groningse drankje genoemd is naar de achternaam van de vermeende eerste brouwer (in 1572) Anthonie van Fladeracken, maar bewijzen hiervoor ontbreken. Indien niet de familienaam aan de drank ten grondslag ligt, blijven twee etymologieën mogelijk: het zou afgeleid kunnen zijn van fladderen ('je gaat ervan fladderen'); of het zou afgeleid kunnen zijn van een dialectische nevenvorm fladder van fledder 'vlier' en dan oorspr. een 'vlierdrank' kunnen hebben aangeduid. Afleidingen op -ak zijn echter zeer ongewoon.
Fries: fladderak


  naar boven