|
1. |
bullebak zn. 'boeman, barse kerel' categorie: geleed woord Vnnl. bulleback 'duivel' [1617; WNT], 'boeman' [1610-19; WNT]; nnl. bullebak 'barse kerel' [1733; WNT]. Het eerste lid hangt mogelijk samen met het werkwoord bulderen. Het tweede is het achtervoegsel -bak dat ook voorkomt in bijv. etterbak, loerebak, luibak; dit bestanddeel is mogelijk identiek met bakkes. Mnd. bullerbäk 'opvliegend, luidruchtig persoon'; nfri. bullebak 'boeman, barse kerel' [1865; WFT]. Een variant is vnnl. bulle-man [1599; Kil.]. Fries: bullebak 'boeman, barse kerel' [1865; WFT].
|
naar boven
|