1.   paté zn. 'gerecht van fijngehakt vlees'
categorie:
leenwoord
Nnl. paté 'gerecht van fijngehakt vlees met kruiden enz., gekookt en tot een stijve samengeperste massa gemaakt' [1907; Kramers II].
Ontleend aan Frans pâté, ontwikkeld uit Oudfrans pasté 'fijngehakte brokjes vlees' [1375-1400; TLF], eerder al 'gekookt vleesmengsel (als deegvulling)' [1170; TLF]. Het Franse woord is ontwikkeld uit vulgair Latijn *pastata 'gebak van deeg', zie pastei en pasta.
Fries: patee


  naar boven