|
1. |
bacterie zn. 'eencellig organisme' categorie: leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend Nnl. Bacterium 'klein organisme' [1868; WNT Aanv.], bactérium (ev.), bacteriën (mv.) "een draadvormige soort van infusie-diertjes" [1886; Kramers]. Ontleend aan Neolatijn bacterium [1838] < Grieks baktḗrion 'kleine stok, kleine staf', verkleinwoord bij baktēríā 'stok, staaf'; zie ook bacil. De gelatiniseerde wetenschappelijke term is bedacht door de Duitse onderzoeker Christian Gottfried Ehrenberg (1795-1876). In 1683 werden bacteriën voor het eerst waargenomen door Antonie van Leeuwenhoek, die deze echter alleen met "levende dierkens" omschreef; toen er in de 19e eeuw op grotere schaal onderzoek naar werd gedaan, werd het organisme bacterium genoemd naar de uiterlijke, staafachtige vorm. Literatuur: Mesotten 1996, 387 Fries: baktearje
|
naar boven
|