1.   parvenu zn. 'opgeklommen persoon zonder de bij die stand passende beschaving'
categorie:
leenwoord
Nnl. parvenu "gelukskind, opkomeling" [1824; Weiland], zooals alle parvenus, is hij intriguant en ijdel [1844-51; WNT], den wansmaak der rijk geworden parvenuus [1870; WNT].
Ontleend aan Frans parvenu 'opgeklommen persoon zonder manieren of beschaving' [1718; TLF], het zelfstandig gebruikte verl.deelw. van parvenir 'bereiken, aankomen' < Latijn pervenīre 'bereiken, opklimmen tot; ten deel vallen'; pervenīre is gevormd uit per- 'door, doorheen', zie per, en venīre 'komen', verwant met komen.
Fries: parvenu


  naar boven