1.   naken ww. 'naderen'
categorie:
geleed woord
Onl. nāken 'naderen' in ich willo mich then nachan 'ik wil hen naderkomen' [ca. 1100; Will.]; mnl. (vooral oostelijk) neken 'naderen' [1240; Bern.], naast westelijk naken 'id.' [1265-70; VMNW].
Afleiding van na, maar de oorsprong van de -k- is onduidelijk. Wellicht is het een epenthetische klank om twee opeenvolgende klinkers te vermijden, vergelijkbaar met de even obscure -l- in knielen of de -k- in krieken. Voor hetzelfde doel worden in het Nederlands de klank /j/ (zoals in zeeën) en de glottisslag (zoals in beamen) gebruikt, hoewel die vaak niet in de spelling zichtbaar zijn.
Mnd. naken, nalen, naleken 'naderen, naken'; ohd. nāen, nahhlihhan 'naderen'; on. (nzw. ); oe. nealaecan. De vormen met ne-, die in het Nederlands vooral oostelijk zijn (en verder nog mnd. neken, geneken) gaan wrsch. terug op een vorm met umlaut, dus uit < *(ge)nākjan-.
Gebruikelijker dan naken is de geprefigeerde vorm genaken, en zie aldaar ook de afleiding ongenaakbaar.
Fries: ?


  naar boven