1.   versloffen ww. (NN) 'verwaarlozen'
Vnnl. versloffen 'nalaten te doen, niet uitvoeren' in eenige boeten ... versuymden ofte versloften '(die) enige boeten verzuimden (op te leggen)' [1524; iWNT], 'verwaarlozen' in Dit dwinght heur dan der Ghemeenten saken nyet te versloffen 'dit dwingt hen de zaken van de gemeenschap niet te verwaarlozen' [1564; iWNT]; nnl. ook onovergankelijk 'door verwaarlozing achteruitgaan' in Zijne zaken laten versloffen [1914; iWNT].
Afleiding met het voorvoegsel ver- (sub d) van het werkwoord sloffen in de oorspr. betekenis 'talmen, nalatig handelen'. Het simplex is in deze betekenis verouderd.
Fries: ferslofje


  naar boven