|
1. |
biaisband zn. 'boordlint' categorie: geleed woord Nnl. biais 'schuin opgezet stuk (op vrouwenkleren)' [1872; Dale], biaislint 'boordlint' [1974; Koenen], biaisband 'boordband' [1984; Dale NN]. Samenstelling van band, lint met biais < Frans biais 'schuine strook, biaisband' [16e eeuw; Rey], eerder al de biais 'schuin, dwars op de draad' [ca. 1250; Rey] < Oudprovençaals biais 'schuine richting, bocht', dat meestal wordt opgevat als een leenwoord uit Grieks epikársios 'dwars, schuin' dat via de Griekse kolonisten in Zuid-Frankrijk in het Provençaals zou zijn gekomen. Waarschijnlijker lijkt overname uit middeleeuws Latijn *biaxius 'met twee assen', een afleiding met het voorvoegsel bi- 'twee-' bij het zn. axis 'as', zie as 1. Fries: -
|
naar boven
|