1.   slecht bn. 'niet goed'
Mnl. slegt 'vlak, effen, glad' [1240; Bern.], dat die lichame slecht ende onbeulect was '... glad en rein ...' [1265-70; VMNW], alse slegt als die see 'zo vlak als de zee' [1270-90; VMNW], 'eenvoudig' in also waest met haren geeste slecht 'zo was het (gesteld) met haar eenvoudige geest' [1276-1300; VMNW], van slechten woerden 'met eenvoudige, gewone woorden' [1340-60; MNW-P]; vnnl. slecht 'ordinair, onaanzienlijk, gering, minderwaardig; onnozel' in slicht coorne jnt goede 'minderwaardig koren door het goede (koren)' [ca. 1528; iWNT], zes ellen lakens, tsy fyn of slicht 'zes el laken, van fijne of mindere kwaliteit' [ca. 1530; iWNT], Doet onzen raet, oft ghi doet als de slichte 'volg onze raad, anders doe je als de onnozele' [1539; iWNT], slecht oft onachtbaer 'van geringe achting', een slecht man 'iemand van weinig aanzien' [1573; Thes.], Een ziel, onedel, slecht van aert [ca. 1600; iWNT].
Mhd. slicht, mnd. slicht 'glad, effen; eenvoudig, gewoon; geordend'; ohd. sleht 'glad, effen; eenvoudig, vriendelijk' (nhd. schlecht 'niet goed'); ofri. sliucht 'eenvoudig, gewoon' (nfri. sljocht 'effen; eenvoudig; dwaas'); me. slight 'glad; tenger; gering' (ne. slight); on. sléttr 'effen' (nzw. slät 'id.'); got. slaihts 'glad, effen'; < pgm. *slihta-.
Afleiding met ablaut van de wortel *slīk- 'glad, glibberig', zie slijk, met -kt- > -ht- door Primärberührung.
De oorspr. betekenis van slecht is 'glad, effen', maar in geen van de West-Germaanse talen is deze bewaard gebleven. In het Hoogduits en het Nederlands is de betekenis via 'zich niet boven iets anders verheffend' en 'gewoon, eenvoudig' overgegaan in enerzijds een gunstige betekenis 'oprecht, vriendelijk' en anderzijds een ongunstige betekenis 'verkeerd, niet goed'. De betekenis 'eenvoudig, gewoon, ongekunsteld' is evenwel bewaard in de Duitse variant schlicht. Aan Nederlands slechten beantwoordt trouwens ook Duits schlichten. Deze laatste is tegenwoordig de gewone betekenis. De andere betekenissen komen alleen nog voor in de afleidingen slechten en slechts en in de samenstelling slechtvalk. De betekenisovergang van 'glad' naar 'gewoon' is vergelijkbaar met die van plat met betrekking tot taalgebruik. De overgang van 'gewoon' naar 'niet goed' is vergelijkbaar met die van gemeen en ordinair.
Fries: sljocht


  naar boven