1.   mediteren ww. 'peinzen, in zichzelf keren'
categorie:
leenwoord
Vnnl. mediteren 'peinzen, in gedachten verzonken zijn' in in den daden dijnre handen mediteerde ic 'in de werken van uw handen was ik in gedachten verzonken' [1380; MNW-P], om te mediterene inden acker [1460-62; MNW-P]; vnnl. mediteren 'geconcentreerd de geloofspunten overdenken' in god oft godlike dingen te mediteren [1543; WNT]; nnl. mediteren ook 'volgens oosterse filosofieën in zichzelf keren om innerlijke harmonie en wijsheid te vinden' in één [Perzisch kwatrijn] is al een onderwerp om uren over te mediteeren en dan levenswijs te worden [1930; Vaderland].
Ontleend aan Middelfrans mediter 'religieus mediteren' [1414; TLF], eerder al 'overwegen, overdenken' [ca. 1330; TLF] (Nieuwfrans méditer 'peinzen; overwegen, van plan zijn; mediteren') < Latijn meditārī 'peinzen, overwegen, bestuderen', verwant met meten.
Fries: meditearje


  naar boven