1.   ondanks vz. 'in weerwil van'
categorie:
geleed woord
Onl. undank (zn.) 'wat men niet wil' in Thaz niwarth alliz niet sines unthankes 'dat gebeurde niet allemaal tegen zijn zin' [ca. 1100; Will.]; mnl. dat ware heers ondankens 'dat zou tegen haar wil zijn' [1276-76; VMNW], Ondancs al der ander heren 'tegen de wil van alle andere heren' [1460-80; MNW-R]; vnnl. on-dancks allen den ghenen 'tegen de wil van allen', ondancks v 'tegen uw wil' [beide 1599; Kil.], ondanks het recht van 'in weerwil van het recht van' [1623; WNT handlichting]. .
Ontstaan uit de genitief van het verouderde zn. ondank 'onwil, ongenoegen', zoals bijv. in gods ondanc 'Gods ongenoegen' [1265-70; VMNW].
In het Oud- en Middelnederlands werd het woord voorafgegaan door persoonsaanduiding in de genitief, meestal in de vorm van een bezittelijk voornaamwoord: sines ondankes 'tegen zijn wil'. Later kon deze persoonsaanduiding ook erachter worden gezet en verdween vaak de genitiefuitgang. Bij uitbreiding kon ondanks ook met zaken worden verbonden en zo kreeg het de huidige betekenis.
Fries: -


  naar boven