1.   godverdorie tw. als vloekwoord
categorie:
geleed woord
Nnl. godverdorie 'bastaardvloek' [1974; Koenen], godverdorie, wat is dat mooi [1993; Het Parool], we vonden dat we godverdorie iets moesten doen [1995; Het Parool], godverdorie, ik kon er niks aan doen [2001; NRC].
Godverdorie betekent wrsch. 'dat God je van het verstand berove', van het Middelnederlandse werkwoord verdoren 'van het verstand beroven; misleiden, bedriegen' (bijv. so ijammerlike wasic verdoert van din viant 'zo vreselijk was ik door de duivel begoocheld' [1265-70; CG II, Lut.K]), een afleiding van mnl. door 'zot, dwaas', een woord dat wrsch. verwant is aan does 2 'suf' en aan duizelen. Van Sterkenburg (1997) meent dat -verdorie een klanksubstitutie is voor -verdomme in godverdomme.
Naast mnl. door 'zot, dwaas': mnd. dore 'id.'; mhd. tōr(e) (nhd. Tor 'domkop').
Er bestaan talloze verbasteringen en klankvarianten van deze vloek, zoals potverdorie, potverdrie(dubbeltjes), snotverdorie, goddorie, goddosie, potjandosie, gedverderrie (zie hieronder).
gedverderrie tw. als uitroep van afschuw. Nnl. getverderrie 'uitroep van afschuw' [1974; Koenen]. Nevenvorm van godverdorie, zoals zich ook voordoet bij gedverdemme, gadverdamme naast godverdomme. De typische betekenis van getverderrie, die bij de andere hierboven genoemde bastaardvloeken afwezig is, is wrsch. veroorzaakt door associatie met het woord derrie 'modderachtig vuil'. Een verdere klankvariant met dezelfde betekenis is gadverdarrie, en verkortingen zijn gedver, gadver [1992; van Dale]; een vorm met herhaling daarvan is getverdegetver.
Literatuur: Van Sterkenburg 1997
Fries: godferdoarje, goddoarje, goddoasje


  naar boven