1.   clip 1 zn. 'klem, knijper; sierspeld'
categorie:
leenwoord
Nnl. clip 'sierspeld' [1936; WNT Aanv.], 'klemmetje aan vulpen' [1939; WNT Aanv.], 'paperclip' [1941; WNT Aanv.], 'oorbel met klemmetje' [1949; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels clip 'klem, knijper', eerder al 'haak om pot vast te houden' [1345; OED], afleiding van het werkwoord clip 'knijpen, omklemmen' < Oudengels clyppan 'omklemmen, omarmen, vasthouden'. Zie ook paperclip.
Bij oe. clyppan hoort ook ofri. kleppa 'omarmen' < pgm. *klup(p)jan-, en het zn. ohd. chluppa (nog Oostenrijks-Duits Kluppe 'klem, knijper').
Misschien is er buiten het Germaans etymologische verwantschap met Litouws glěbti, glóbti 'omvangen, omarmen'.
Literatuur: Vooys 1954


  naar boven