1.   ergens bw. 'op enige plaats'
categorie:
geleed woord, erfwoord
Mnl. irgen 'ergens' [1240; Bern.], erghen [ca. 1350; MNW], erghent [1408-14; MNW], erghens [ca. 1475; MNW]. Onl. is al de ontkennende vorm (met ni-) nergens.
Oude Germaanse samenstelling met jonge Nederlandse slot-s, zie -s.
Mnd. ergens, ergent; ohd. iowergin 'ergens' (mhd. iergen, nhd. irgend 'ergens'); < pgm. *io-hwar-gin. Hiervan is het eerste lid *io < *aiw hetzelfde woord als eeuw. Het tweede lid *hwar-gin 'waar dan ook' is met behulp van een partikel -gin afgeleid van pgm. *hwar 'waar' (zie waar 3 'op welke plaats'). Hetzelfde partikel met veralgemenende betekenis komt met ablaut (en zonder grammatische wisseling) voor in got. -hun, bijv. ains-hun 'iemand' bij ains 'een'. Een cognaat met alleen het tweede lid is oe. hwergin 'ergens'.
Het partikel pgm. *-gin gaat terug op de stam pie. *kwe-ne (IEW 641), dat werd gebruikt om onbepaalde woorden te vormen: Sanskrit -caná in káś caná 'iemand', Avestisch -činā 'een of ander' en Litouws kana; ook te vergelijken met Latijn quis-que 'wie ook' en Hittitisch kuiski 'iemand'.


  naar boven