Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "verkorting"

331 tot 335 van 335

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101 | 111 | 121 | 131 | 141 | 151 | 161 | 171 | 181 | 191 | 201 | 211 | 221 | 231 | 241 | 251 | 261 | 271 | 281 | 291 | 301 | 311 | 321 | 331

Vorige 10 lemmata

Index:



vliegensvlug
vliegtuig
vlier
vliering
vlies
vliet
vlieten
vlijen
vlinder
vlint, flint

vlizotrap

vlo
vloed
vloeien
vloek
vloeken
vloer
vlok
vlooien
vloot 1
vloot 2


331.   vlizotrap zn. (NN) 'uittrekbare trap naar vliering of zolder'
categorie:
verkorting
Nnl. Vliezo schuiftrap in Ook exposeert en demonstreert deze firma een vliering en zoldertrap "De Vliezo schuiftrap". Deze trap kan op zolder geschoven worden [1939; Vakblad voor de bouwbedrijven], een behoorlijke vliering, welke men via een vliezo-trap met handig beweegbare constructie kan bereiken [1953; Gelderlander], Vliezo-trappen zijn opschuifbare, wegkantelende zoldertrappen [1955; Korevaar], vliering met vlizotrap 'id.' [1967; Leeuwarder Courant], vlizotrap [1990; WL].
Gevormd uit de eerste lettergrepen van de woorden vliering en zolder en het woord trap 2. Oorspr. een merknaam van Verkoop- en Adviesbureau C. Albert Bode uit Breda, dat op initiatief van zoon Frits Bode (1914-2007) de Vliezo-schuiftrap in 1938 heeft geïntroduceerd. Doordat deze trappen in de jaren 1950 en 1960 in nieuwe woningen op grote schaal werden ingebouwd, is het woord een soortnaam geworden. De inmiddels gangbare spelling met -i- in plaats van -ie- is relatief jong.
Literatuur: Vakblad voor de bouwbedrijven 35 (1939), 140-142; A. Korevaar e.a. (red., 1955), Bouwkundige Encyclopedie, Amsterdam, 2, 722\I\i
Fries: ?
332.   voer zn. 'voedsel voor dieren'
categorie:
geleed woord, verkorting, geleed woord, verkorting
Mnl. voeder 'voedsel voor dieren', als vuder 'id.' [1240; Bern.]; vnnl. voer 'id.' in 't voer van den paerden [1519; iWNT].
Ontstaan door wegval van intervocalische -d- uit ouder voeder.
Mnd. vōder; ohd. fuotar (nhd. Futter); nfri. foer; oe. fōdor (ne. fodder); on. fóðr (nzw. foder); < pgm. *fōdra-, afleiding van voeden. Het woord is al vroeg geattesteerd als middeleeuws Latijn foderum 'fourrage voor het leger' [792; Niermeyer], fodrum 'paardenvoer' [805; Niermeyer], en is ook ontleend in het Frans: Oudfrans fuer(r)e 'veevoer' [ca. 1150; FEW] (Nieuwfrans met achtervoegsel fourrage).
De gewone vorm van dit woord is tegenwoordig voer, maar de volle vorm voeder is zeer frequent in de samenstelling veevoeder; als eerste lid in samenstellingen is het zelfs de standaardvorm, bijv. in voederbak, voederbiet, voederplaats.
voe(de)ren ww. 'eten geven'. Misschien al onl. *fuodaron in de glosse fuortida (lees fuotrida) 'hij weidde (de schapen)' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. voederen 'van voedsel voorzien', in de afleiding uoderigge (= voederinge) 'het van voedsel voorzien' [1286; VMNW], in luden ende perden ... te voederen 'mensen en paarden te eten geven' [1400; MNW]; vnnl. den wreeden honden te voeren [1572; iWNT]. Afleiding van voeder, later ook met wegval van intervocalische -d-. Aanvankelijk had het woord een algemene betekenis en kon men mensen, maar ook legers voeren 'van proviand voorzien'. Tegenwoordig wordt het woord vooral gebruikt bij dieren en kinderen.
Fries: foerfuorje
333.   waken ww. 'niet slapen, ergens op letten'
categorie:
erfwoord, verkorting, geleed woord
Onl. wakon 'niet slapen, wakker zijn' in te thi fan Liothte (lees liochte) uuaconic 'voor jou ben ik onvermoeibaar bezig vanaf het licht (= vanaf de dageraad)' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. waken 'id.' [1240; Bern.], 'wakker worden' in wake vro, dat is die vele gvot 'word vroeg wakker, dat is heel goed voor je' [1253; VMNW], 'wakker blijven, ergens op letten, de wacht houden' in waner so dander slapen so wakter een 'wanneer de andere slapen, dan houdt er één de wacht' [1270-90; VMNW], den wachtere ... die beghan tewakene acht daghe voer corsauonde 'voor de wachter die acht dagen voor kerstavond begon te waken' [1286; VMNW].
Os. wakon (mnd. waken); ohd. wahhen 'wakker worden of zijn' (nhd. wachen); ofri. wakia (nfri. weits, wekje); oe. wacian (ne. wake); on. vaka (nzw. vaka); got. wakan; alle 'wakker worden, zijn en/of blijven; de wacht houden', < pgm. *wakēn-, *wakōn-.
Een spoor van een bijbehorend sterk werkwoord pgm. *wakan- 'waken' is het verl.deelw. on. vakinn 'wakker'.
Verwant met: Latijn vigēre 'levendig zijn, krachtig zijn' (zie ook surveilleren), vigil(is) 'wakker, waakzaam', vegēre 'in beroering brengen'; Sanskrit vā́ja- 'kracht', vājáyayi 'spoort aan'; < pie. *ueǵ-, *uoǵ- 'levendig worden' (LIV 660).
Doelbewust niet slapen doet men veelal om ergens op te letten, bijv. als anderen slapen. Zo ontstond in de meeste Germaanse talen de bijbetekenis 'ergens op letten, nauwkeurig toezien', maar gebruikelijker dan het simplex is de afleiding bewaken 'ergens op letten, nauwkeurig toezien'. Afleidingen waar de genoemde bijbetekenis afwezig is, zijn ontwaken 'wakker worden', wekken 'wakker maken' en wakker 'niet slapend' (maar ook wel 'oplettend'). Zie verder nog de oude afleiding wacht.
wake zn. 'het waken'. Mnl. wake 'het wakker zijn, het waken' in Dos bleef si liggende al din nacht ... in wake 'zo bleef ze de hele nacht wakker liggen' [1265-70; VMNW], Jnde manlik duot vor wake en nag[t] 'en ieder houdt een nacht de wacht' [1270-90; VMNW], waeck 'het waken, de wacht' in die der stat waker ... was. ende des nachtes die straten plach ouer te gaen op die waeck mit sine ghesellen 'die stadswacht was en 's nachts met zijn makkers door de straten placht te gaan om te waken' [1479; MNW-P]. Afleiding van waken. In zijn klankwettige vorm waak is het woord verouderd; het abstractum bij waken is tegenwoordig eerder wacht (bij bewaken is dat bewaking). De oude vorm wake is vooral in gebruik gebleven in enkele samenstellingen, zoals nachtwake 'het waken bij nacht' en paaswake. ◆ waaks bn. 'waakzaam'. Nnl. in Een waakschen Hond [1827; iWNT]. Afleiding van de stam van waken met bijvoeglijke -s (zie -s 1).
Fries: weitse, wekje ◆ - ◆ waaks, wach
334.   wc zn. 'toilet'
categorie:
verkorting
Nnl. watercloset "geheim gemak, waar de faecaliën met water worden weggespoeld" [1884; Van Dale], Watercloset, veelal afgekort tot W.C. [1906; iWNT watercloset], W.C. "Watercloset, bestekamer met waterspoeling" [1909; Koenen].
Afkorting van watercloset [1906; iWNT watercloset], ontleend aan Engels water-closet 'privaat met waterspoeling' [1755; OED], een samenstelling van water, zie water, en closet 'privaat, kamertje, kast', zie closet.
In Engeland bestonden reeds toiletten met waterspoeling vanaf het eind van de 16e eeuw. In 1778 werd in Engeland patent aangevraagd op de stankafsluiting met water, in het patent water-closed (Kluge onder Klosett). Zie ook plee.
Fries: -
335.   wel 2 zn. 'plaats waar water opborrelt'
categorie:
verkorting
Onl. wella 'bron' op grond van toponiemen: in VUalli (nog zonder umlaut en gelatiniseerd) 'in Wel (Gelderland)' [10e-11e eeuw; Künzel], Wella 'onbekende plaats in Zeeland' [1197-1212; Künzel]; vnnl. borne oft welle 'waterbron' [1551; iWNT], twee roeden van de voorscreven wellen 'op twee roeden afstand van de genoemde waterbron' [1552; MNW], de ... wellen zien opborrelen [1632; iWNT].
Ofri. walla 'bron' (nfri. wel(le)); oe. w(i)elle (ne. well); < pgm. *wall-jō-, afleiding van *wallan- 'koken, opborrelen', zie wellen 1.
Fries: wel(le)

Vorige 10 lemmata
  naar boven