1.   loops bn. 'geslachtsdriftig'
categorie:
geleed woord
Mnl. loipsch 'geslachtsdriftig (van dieren)' [1477; Teuth.]; vnnl. loopsch, loopigh [1599; Kil.].
Afleiding met het achtervoegsel -s van lopen in de overdrachtelijke betekenis 'geslachtsdrift hebben' [1300-50; MNW-R].
Nnd. löpsk, lōpsk; nhd. läufisch, läufig; nzw. löpsk.
Fries: loopsk (< nnl.)


  naar boven