1.   hazelaar zn. 'inheemse heestersoort (Corylus avellana)'
categorie:
substraatwoord
Mnl. in de persoonsnaam ten Haselare [1418; Debrabandere 2003]; vnnl. haselaer 'hazelaar' [1542; Claes 1997]. Ouder is al onl. *hasel 'hazelaar' in de plaatsnaam Hasloe 'Hasselo (Overijssel)' (met lo 'bos') [10e eeuw; Künzel]; mnl. in de samenstelling hazelnoot: mnl. aselnote [1226-50; CG II, Pl.gloss.], (h)aselnote [1287; CG II, Nat.Bl.D], hasel 'hazelaar' in ene not van enen hasel [1340-60; MNW-R].
Ontstaan uit mnl. hasel 'hazelaar' door toevoeging van het achtervoegsel -aar, naar analogie van andere Middelnederlandse namen van bomen en struiken, zoals perelaar, rozelaar.
Mnd. hāsel; ohd. hasal, hasala (nhd. Hasel); oe. hǣsel (ne. hazel); on. hasl (nzw. hassel); < pgm. *hasalō-. Daarnaast met umlaut on. hesli (waaruit ook me. hesel, Schots heezle); < pgm. *hasili-.
Hasel is verwant met Latijn corulus (< *koselo-) 'hazelaar' (vandaar de wetenschappelijke naam Corylus); Oudwelsh coll (< *koslo-) 'hazelaar'. Verband met Litouws kasulas 'jachtspeer', die dan oorspr. van hazelhout gemaakt zou zijn (NEW, BDE, Kluge, Bjorvand/Lindeman), lijkt onwaarschijnlijk, aangezien hazelhout zeer buigzaam en dus niet voor wapens geschikt is. Verdere aanknopingspunten ontbreken. Men kan pie. *kos-e/olo- reconstrueren, maar ook ontlening aan een voor-Indo-Europese taal is niet uitgesloten.
Alleen de Corylus avellana is inheems in Noordwest-Europa en bekend vanwege zijn eetbare noten. Een boom die hier sterk op lijkt is de Corylus maxima, de lambertsnoot of rode hazelaar uit Zuidoost-Europa en Zuidwest-Azië; deze wordt in oudere lexicografische werken nog vaak met de gewone hazelaar verward.


  naar boven