1.   gamma- voorv. 'de derde' of 'derde soort'; (NN) 'betrekking hebbend op vakken die buiten de indeling in alfa en bèta vallen'
categorie:
leenwoord, betekenisverschil België/Nederland
Nnl. in de samenstellingen gammastralen "Röntgenstralen" [1912; Kramers], later gammastralen 'emissie door radioactief materiaal' in de gammastralen van radium [1930; Groene Amsterdammer]; gammawetenschappen "benaming voor vakken die buiten de indeling in alfa en bèta vallen, zoals sociologie en sociale psychologie" [1970; van Dale].
Gamma, de derde letter van het Griekse alfabet, kwam als voorvoegsel in gebruik naar analogie van de voorvoegsels alfa- en bèta-. De voornaamste combinatie van gamma- is gammastraling, als derde in de reeks van drie soorten radioactieve straling.
In Nederland bestaat de gewoonte om bepaalde categorieën schoolvakken en universitaire studierichtingen aan te duiden met alfa- en bètavakken, met vele andere samenstellingen vandien (-wetenschap, -faculteit, -student, -leerling etc.). Naar analogie hiervan en vanwege de behoefte om ook de niet binnen deze groepen vallende vakken te kunnen categoriseren, is het gebruik van gamma- in gammawetenschappen, gammavakken etc. ontstaan voor de zogenaamde 'mens- en maatschappijwetenschappen'. Op middelbare scholen vallen hier bijv. de vakken aardrijkskunde, geschiedenis, maatschappijleer en economie onder.


  naar boven