1.   amfitheater zn. 'schouwburg (in de Oudheid); type leslokaal'
categorie:
leenwoord
Vnnl. amphitheätrum (gelatiniseerd) "ronden Schouw-burgh" [1650; Hofman], amphitheater "schouwburgh" [1663; Meijer]; nnl. 'lokaal met oplopende rijen stoelen' [1923; WNT].
Via Latijn amphitheātrum ontleend aan Grieks amphithéātron, een met théātron 'toeschouwersruimte' geassocieerde vorm van het bn. amphithéātros 'rondom een toeschouwersruimte hebbend', gevormd uit amphi- 'rondom' (verwant met om) en theãsthai 'bekijken', zie theater.
Fries: amfiteater


  naar boven