1.   hijgen ww. 'moeilijk, kort en hoorbaar ademen'
categorie:
klankwoord
Mnl. higen 'steunend ademen' in ende ... helpse den genen die higen ende hoesten 'en helpt het (een kruid) hen die hijgen en hoesten' [1351; MNW]; vnnl. van moethede beghunnic al reede te hyghene 'van moeheid begon ik reeds te hijgen' [1500-50; WNT].
Wrsch. een klanknabootsend woord. In andere Germaanse talen bestaat het alleen nog in overdrachtelijke betekenissen, vergelijk hiervoor bijv. de Nederlandse uitdrukking hijgen naar iets 'verlangen, smachten'.
Mnd. higen, hichen 'verkrachten; foppen, plagen'; oe. hīgian 'streven' (ne. vero. hie 'haasten'); nde. hige 'smachten', nno. hike 'id.'.


  naar boven