|
1781. |
derwisj zn. 'lid van mystieke islamitische sekte; bedelmonnik' categorie: leenwoord Nnl. Derviches 'zekere Turkse monniken' [1698; WNT beschaamd], Een Turkschen Dervis 'een Turkse monnik' [1731-35; WNT], derwisch 'oosterse monnik' [1861; WNT welvaren I], dervisj [1954; WL]. De oudste vorm moet zijn ontleend aan Frans derviche 'id.' [1653; Rey], ouder derviz [1542; Rey]. De latere spellingen duiden op hernieuwde ontlening aan Duits Derwisch. Beide gaan terug op Turks derwiṣ, dat uiteindelijk van Perzisch darwīš 'bedelaar, arm' komt. Literatuur: R. Arveiller (1972) Addenda au FEW XIX/I (abarqubba): 4e article Zeitschrift für romanische Philologie 88, 403-34
|
1782. |
desastreus bn. 'rampzalig, vernietigend' categorie: leenwoord Nnl. desastreus 'rampzalig, rampspoedig' [1805; Meijer], desastreuze 'vernietigende' [1949; WNT Aanv.]. Ontleend aan Frans désastreux 'rampzalig, vernietigend' [1557; Rey], een afleiding van désastre 'ramp' < Italiaans disastro 'id.', gevormd uit dis- 'ont-, niet, slecht' en astro 'ster' < Latijn astrum (zie ster), dus letterlijk 'van een slecht gesternte'.
|
1783. |
deserteren ww. 'weglopen (uit dienst)' categorie: leenwoord Vnnl. deserteeren 'uit dienst weglopen' [1676; WNT campagne]; nnl. deserteren 'weglopen bij het legeronderdeel' [1742; WNT regiment]. Ontleend aan Frans déserter 'verwoesten' [ca. 1080; Rey], 'in de steek laten' [eind 13e eeuw; Rey], 'weglopen uit het leger' [1680; Rey] < Laatlatijn desertare 'verlaten, in de steek laten, verwoesten' [begin 9e eeuw; Rey], een afleiding van het verl.deelw. dēsertum van Latijn dēserere 'de band verbreken, in de steek laten, deserteren', gevormd uit dē- 'weg van' (zie de-) en het werkwoord serere 'rijgen, aaneenschakelen' (zie serie). ◆ deserteur zn. 'wegloper (uit dienst)'. Vnnl. deserteurs (mv.) 'id.' [1688; WNT]. Ontleend aan Frans deserteur 'hij die verlaat' [ca. 1243; Rey], 'wegloper uit het leger' [ca. 1680; Rey], afleiding van het werkwoord déserter.
|
1784. |
deserteur categorie: leenwoord Zie: deserteren
|
1785. |
design zn. 'industriële vormgeving, met name modieus en opvallend; opvallend en modieus ontwerp' categorie: leenwoord Nnl. design '(modieuze) vormgeving van een industrieel product' [1975; Nierop 1975]. Ontleend aan Engels design 'ontwerp(tekening), grafisch ontwerp' [1638; OED], eerder al in algemenere zin 'plan, opzet, ontwerp' < Oudfrans dessing, desseing, bij het werkwoord dessiner, eerder désigner [1529; Rey] en desseigner [voor 1552; Rey] 'ontwerpen', zie dessin. ◆ designer bn. 'speciaal ontworpen, modieus'. Nnl. bijv. in designer jeans 'door modeontwerper ontworpen spijkerbroek' en designer drug, designerdrug 'synthetisch roesmiddel' [1988; Coster 1999]. Ontleend aan Amerikaans-Engels bijvoeglijk gebruik van het zn. designer 'ontwerper, vormgever', in de betekenis 'de naam dragend van een beroemd ontwerper' [1966; OED].
|
1786. |
designer categorie: leenwoord Zie: design
|
1787. |
desillusie zn. 'ontgoocheling' categorie: leenwoord Nnl. desillusie 'ontgoocheling' [1914; WNT Aanv.]. Ontleend aan Frans désillusion 'ontgoocheling' [1834; Robert], gevormd uit dés- 'ont-', zie de-, en illusion, zie illusie.
|
1788. |
desinfecteren ww. 'ontsmetten' categorie: leenwoord Nnl. desïnfecteren 'ontsmetten' [1808; WNT schurft I]. Ontleend aan Frans désinfecter 'zich ontdoen van smetten' [1556; Rey], 'ontsmetten' [begin 19e eeuw; Rey], gevormd uit dés- 'ont-, niet', zie de-, en infecter, zie infecteren.
|
1789. |
desk zn. '(virtueel) bureau, balie' categorie: leenwoord Nnl. desk 'bureau' [1979; Sijs 2001]. Ontleend aan Engels desk 'schrijf- of leestafel' [1386; OED] < middeleeuws Latijn desca, dat weer een middeleeuwse nieuwvorming was bij Latijn discus 'schijf' (zie discus), dat ook ten grondslag ligt aan onl. disc 'tafel', zie dis. ◆ desktop zn. 'computer die op een bureau past, personal computer; bureaublad-scherm op de computer'. Nnl. desktop 'computer die op het bureau past' [1986; Sijs 2001], 'bureaublad-scherm' [jaren 1990; pers.waarn.], in de betekenis 'computer' verkorting van desktop computer 'computer die op het bureau past'. Ontleend aan Engels desktop computer [jaren 1960; Coster 1999], ook in het Engels verkort tot desktop [1983; OED] 'id.', van desk 'bureau' en top 'bovenkant', zie top; in de betekenis 'bureaublad-scherm' ontleend aan de Engelse verkorting desktop 'id.'. ◆ helpdesk zn. 'ondersteuningsdienst, vooral voor gebruikers van computers'. Nnl. helpdesk [1994; Sijs 2001]. Ontleend aan Engels help desk 'id.', van help 'hulp, ondersteuning' en desk in de betekenis 'dienst'.
|
1790. |
desktop categorie: leenwoord Zie: desk
|
< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
naar boven
|