1.   smoren ww. '(doen) stikken; op zacht vuur gaar (doen) worden'
Mnl. in de afleiding versmoren 'door verstikking (en bij uitbreiding ook op andere manieren) om het leven brengen' in (si) spouwen hur in sijn oghen. So menech warf hi ne const ghedoghen. Ende versmordene der mede 'zij spuwen Hur in zijn ogen, zo vaak dat hij het niet kon verdragen, en zij verstikten hem daarmee' [1285; VMNW], datment in olie versmort 'dat men hem (de schorpioen) in olie onderdompelt' [1287; VMNW], dan ook smoren 'door verstikking (enz.) om het leven komen of brengen' in om datter in es waters berste, smoort van eweliken derste 'omdat daar een gebrek aan water is, stikt het (dier) van de aanhoudende dorst' [ca. 1375; MNW], Also wort die levendige geest, die geen voedinge en heeft, gesmoort [1485; MWN]; vnnl. smoren ook 'op een zacht vuur gaar doen worden' in een goede vette (h)inne om te smoorene 'een goede dikke kip om te smoren' [1555-60; MNW].
Mnd. smoren 'smoren' (vanwaar door ontlening nhd. schmoren '(vlees) smoren'); nfri. smoare 'id.'; oe. smorian 'doen stikken', vanwaar een zn. me. smorðer 'walm, verstikkende rook' (ne. smother 'id.') met een bijbehorend ww. me. smorðren 'verstikken' (ne. smother 'id.; uitdoven').
Herkomst onduidelijk. Er zijn geen verwante woorden buiten het Germaans. De wortels *smur-, *smul- (als in smeulen) en *smuk- (als in mnl. smoken 'walmen, laten roken', mnd. smoken ook 'door rook doen stikken', nfri. smoke 'roken', oe. smocian 'id.' > ne. smoke) hebben dicht bij elkaar liggende betekenissen en lijken op een gemeenschappelijke oorsprong te wijzen.
Bij smoren 'doen stikken' ontstonden diverse afgeleide en overdrachtelijke betekenissen, zoals 'uitdoven', '(vlees) in een gesloten pan gaar laten worden', '(een geluid, een gevoel, een handeling e.d.) doen ophouden', en onovergankelijk '(van organische stoffen) broeien'. In de samenstellingen smoordronken en smoorheet (in Als de Wachters smoor droncken waren [1634; iWNT] resp. Was den ganschen dagh smoor heet [1694; iWNT]) heeft de stam smoor- via 'verstikkend' een algemenere betekenis 'in hoge mate' gekregen, zoals ook in stikheet en stikdonker. In het Afrikaans zijn daarnaast nog de samenstellingen smoorwarm en smoorkwaad ontstaan. In smoorverliefd [1916; iWNT voorspiegelen] heeft het eerste lid dezelfde betekenis, maar deze samenstelling is ontstaan door samentrekking van smoorlijk verliefd 'zo verliefd, dat men er bijna in stikt', zoals in Hier door word zy allengskens smoorelyk verliefd op haar zelve [1731; iWNT]. Door verkorting ontstond een bn. smoor: Jan was ... smoorder dan smoor op zijn Paulientje [1925; iWNT].
Fries: smoare


  naar boven