1.   portemonnee zn.'geldbeurs'
categorie:
leenwoord
Nnl. portemonnaie, portemonnee 'beurs' in portemonnaie "geldtaschje" [1855; Kramers], uw portemonnaie kwijt [1877; Groene Amsterdammer], haar portemoneetje en haar huissleutel [1910; WNT].
Ontleend aan Frans porte-monnaie 'geldbeurs' [1856; TLF], dat, misschien naar analogie van iets ouder Italiaans portamonete 'id.' [1847; DELI], gevormd is uit de stam van het werkwoord porter 'dragen' < Latijn portāre 'id.', zie port, en monnaie 'geld' < Latijn monēta 'geld, valuta, munt', zie munt 1.
Fries: portmonnee


  naar boven