1.   redderen ww. 'regelen, in orde brengen'
categorie:
intensiefvorming of frequentatief
Vnnl. redderen 'in veiligheid brengen' in voort ginck hy sijns weechs als hy hem uyt henlieden ghereddert hadde 'hij vervolgde zijn weg toen hij zich uit hun midden in veiligheid had gesteld' [1564; iWNT], sochten se niet te redderen noch t'ontsetten '(ze) probeerden ze (de in vijandige handen gevallen schepen) niet te redden of te heroveren' [1588; iWNT], 'regelen, in orde brengen' in alsoo dat sy niet machtich en waren om haer te redderen 'zodat zij niet in staat waren zich te behelpen' [1600; iWNT], Soo reddert sy sijn' stall 'zo houdt zij zijn stal op orde' [1623; iWNT].
Frequentatief van redden. Gelijkstelling van redderen met mnl. ridderen 'besturen, zorg dragen voor' (NEW, EDale) is minder waarschijnlijk; dat woord heeft slechts één geïsoleerde vindplaats [1276-1300; VMNW] en is wrsch. een afleiding met expressieve geminatie van mnl. reden, reiden 'gereedmaken' is (zie gereed).
De betekenis is verschoven van 'redden, in veiligheid brengen' naar 'in orde brengen'.
beredderen ww. 'in orde brengen'. Vnnl. Dat mannen ... 's Lands saken ... Alleen beredderen [1671; iWNT]. Afleiding van redderen met het voorvoegsel be-.
Fries: ridderje, rêde ◆ berêde


  naar boven