1.   tournedos zn. 'vleesgerecht'
Nnl. tournedos 'biefstuk van de haas' in (in een menu) Tournedos à l'Arlésienne [1889; Groene Amsterdammer].
Ontleend aan Frans tournedos 'haasbiefstuk' [1864; Rey], eerder al in de vorm torne-dos 'het keren van de rug' [1594; TLF], gevormd met tourner 'draaien, van richting veranderen', zie toer, en dos 'rug', zie dossier.
Het woord wordt door Littré, die het als eerste noemt, verklaard uit het feit dat ossenhaas direct na het braden moet worden getrancheerd, hetgeen vroeger volgens de etiquette achter de ruggen van tafelgasten moest gebeuren, terwijl de rest van de schotel op tafel werd geserveerd. Deze verklaring is twijfelachtig.
Fries: tournedos


  naar boven