1.   lyrisch bn. 'bevlogen, enthousiast'
categorie:
leenwoord
Nnl. lyrisch 'gevoelvol, hartstochtelijk' [1832; Weiland], 'bevlogen, met gevoelvolle stijl' in lyrische poëzy [1862; WNT uitnemendheid], Mms. Roland werd lyrisch, toen ... [1912; NRC].
Ontleend aan Duits lyrisch 'bevlogen, gevoelvol, betreffende zekere poëzie' [1751; Grimm], dat via Frans lyrique 'betreffende bepaalde poëzie' [1550; TLF], eerder al 'betreffende de lierpoëzie in de oudheid' [1495; TLF], ontleend is aan Latijn lyricus 'voor de lier, betreffende de lier', ontleend aan Grieks lurikós 'id.', afleiding van lúrā 'lier', zie lier.
Het uitsluitend BN begrip lyrische kunst '(de kunst van) het opera zingen' is een leenvertaling van Frans art lyrique 'id.'.
lyriek znw. 'gevoelvolle dichtsoort'. Nnl. lyriek is de woordkunst, die noch verhaalt, noch onderwijst, maar die uitroept, die zegt [1884; WNT woordkunst]. Ontleend aan Duits Lyrik 'lyrische dichtkunst' [19e eeuw; Kluge], ontleend aan Frans (poésie) lyrique 'id.'.
Fries: lyrysk ◆ lyryk


  naar boven