1.   interface zn. 'verbinding tussen twee systemen'
categorie:
leenwoord, verkorting, geleerde schepping
Nnl. interface 'koppeling tussen verschillende computersystemen' [1984; van Dale], user interface 'communicatie tussen computersoftware en de gebruiker' [1989; Smits/Koenen], gebruikersinterface 'id.' [1994; Algemeen Dagblad], gebruiksinterface 'id.' [1992; NRC], interface 'id.' [1997; De Coster 1999].
Verkorting van user interface of gebruik(er)sinterface, ontlening aan resp. leenvertaling van Engels user interface 'communicatie tussen software en gebruiker' (voor het eerste lid, zie usance). Het tweede lid interface 'verbinding tussen twee systemen, organisaties e.d.' [1962; OED] is een betekenisuitbreiding van 'verbindingsvlak' [1882; OED], een geleerde vorming uit inter- 'tussen' en het zn. face 'vlak', dat teruggaat op Latijn faciēs 'gedaante, vorm', zie facie. In een specifiek technische betekenis werd interface 'apparaat waarmee twee andere apparaten met elkaar gekoppeld kunnen worden' [1964; OED] ook als simplex ontleend.


  naar boven