|
1. |
kregel bn. 'prikkelbaar, humeurig' categorie: geleed woord Mnl. in de afleiding crigelgeit 'koppigheid' [1240; Bern.], crighel 'eigenzinnig' [1265-70; VMNW], 'prikkelbaar' in Die dat ansichte mager heeft ende bleec, betekent crigel, overmoedich ende gerne vechtende 'als iemand een mager en bleek gezicht heeft, betekent dat prikkelbaar, overmoedig en vechtlustig' [1351; MNW]; vnnl. kregel 'prikkelbaar' [1619; WNT], naast kriegel 'prikkelbaar' [1612; WNT]. Afleiding met nultrap van de wortel van krijgen, o.a. 'door strijd verwerven'. Mnd. kregel 'weerbarstig'; ohd. in de samenstelling einkriegelēh 'hardnekkig, koppig'; nfri. krigel 'moedig, flink'; < pgm. *krigila- 'vechtlustig'. Fries: krigel 'moedig, flink'
|
naar boven
|