1.   evident bn. 'heel duidelijk'
categorie:
leenwoord
Vnnl. euidente 'id.' [1503; Claes 1996], evident 'duidelijk, klaarblijkelijk' [1524; MNHWS].
Ontleend aan Frans évident 'duidelijk zichtbaar' [1265], dat teruggaat op Latijn ēvidēns 'duidelijk zichtbaar', bij het werkwoord vidēre 'zien', verwant met weten.
Fries: evidint


  naar boven