1.   gedrocht zn. 'monster'
categorie:
geleed woord
Mnl. ghedroech van eluen 'bedrieglijke spookbeelden veroorzaakt door duivelse geesten' [1285; CG II, Rijmb.], dat het ware duvels gedroch 'dat het een bedriegelijke verschijning van de duivel moest zijn' [1300-25; MNW-R], up enen berch zat dit ghedrochte 'het monsterlijke dier zat op een berg' [1400-20; MNW-R]; vnnl. ghedrogh, ghedroght 'geestverschijning, spook' [1599; Kil.], leelijcke gedrochten 'vreselijke monsters (uit de onderwereld)' [1623; WNT]; nnl. gedrochten 'vreselijke mensen' [1818; WNT], afgrijselijke gedrochten 'afgrijselijk lelijke dieren' [1840; WNT].
Afleiding, eerst met het voorvoegsel ge- (sub b), later met ge-te, van het Middelnederlandse ww. drieg(h)en 'bedriegen', in de ablautvorm (nultrap) drog, zie verder bedriegen en bedrog. Oorspronkelijk betekende dit woord hetzelfde als bedrog, maar het ging vooral zinsbedrog betekenen en werd toegepast op bedrieglijke verschijningen veroorzaakt door de macht van bovennatuurlijke wezens. Vervolgens benoemde men er bij uitbreiding spookachtige en schrikwekkende wezens, monsters en afschuwwekkende mensen mee.


  naar boven