1.   verf zn. 'kleurstof'
Mnl. varwe, vaerwe, verwe 'kleur, kleurstof' in cleder ... uan griser uarwe geminget met somegen roden draden 'kleding met een grijze kleur vermengd met enkele rode draden' [1236; VMNW], uarwe ook 'kleurstof' [1240; Bern.], in met andre vaerwen te minghene 'met andere kleurstoffen te mengen' [1282; VMNW], In corten tiden ... Quam hare lust ende verwe mede 'in korte tijd kwam haar eetlust (terug) en ook haar gelaatskleur' [1351; MNW-P]; vnnl. verve [1588; Kil.], verf [1602; iWNT].
Ontwikkeld uit mnl. varwe, met achtereenvolgens de klankovergang -a- > -e- voor -r- + labiaal als in nerf 1, de klankovergang -rw- > -rv- (Schönfeld, par. 55) en verscherping in de auslaut tot -rf. Daarnaast bestonden vormen met een sjwa tussen de r en de w, zoals mnl. varuwe, vnnl. verruwe, veruw. In het Middelnederlands komt ook nog een oude nominatiefvorm vare voor, volgens de klankwettige ontwikkeling in de auslaut van Proto-Germaans *-w, die in de West-Germaanse talen aan het woordeinde tot -o evolueerde > mnl. -e. In samengestelde bijvoeglijke naamwoorden komt -vaer '-kleurig' voor, bijv. in rosenvaer 'rooskleurig', eenvaer 'eenkleurig, effen'.
Mnd. varwe; ohd. far(a)wa (mhd. varwe, nhd. Farbe); ofri. ferwe (nfri. ferve, farve); alle 'kleur, kleurstof', ohd. ook 'vorm, uiterlijk'; got. farwa (datief) 'vorm, uiterlijk', < pgm. *farwa-, *farwō-. Bij mnl. -vaer '-kleurig': ohd. -faro 'id.' < pgm. *farwa-.
Voordat in 1970 Gotisch farwa werd gevonden, ging men ervan uit dat de betekenis 'vorm, uiterlijk' secundair was, maar dat is nu, gezien de datering van het Gotisch (tekst 4e eeuw, handschrift 6e eeuw) ten opzichte van de West-Germaanse woorden (vanaf de 12e eeuw), niet meer aannemelijk. In het West-Germaans werd de uitgang *-wa blijkbaar geïnterpreteerd als achtervoegsel voor kleurnamen, zoals in *gelwa, *blēwa, *falwa, zie resp. geel, blauw, vaal.
Traditioneel wordt pgm. *farwa- herleid tot *farhwa- < pie. *porḱ-uó-, afgeleid van de wortel *perḱ- 'bontgekleurd, gevlekt': Grieks perknós 'id.'; Sanskrit prṣṇí- 'id.'; Middeliers erc 'id.'. Dat is om bovengenoemde reden niet meer waarschijnlijk, maar er is nog geen overtuigende alternatieve etymologie. Lloyd/Lühr (2007) vatten enkele van de tot nu toe gepresenteerde hypothesen samen: verband met Latijn corpus 'lichaam'; verband met Grieks prépein, o.a. 'zichtbaar zijn, passen'; verband met Gotisch fairhwus 'wereld'; ontlening aan Arabisch farwa 'pels'. Zelf nemen zij aan dat pgm. *farwa- < pie. *por-uo- is afgeleid van de wortel *per- 'slaan' (LIV 473), waarbij de betekenis 'vorm' vergelijkbaar is met die van bijv. slag 'soort' bij slaan en Grieks túpos '(o.a.) vorm' (zie type) bij túptein 'slaan'.
Fries: ferve, farve


  naar boven