1.   gewricht zn. 'verbinding tussen twee beenderen'
categorie:
geleed woord
Vnnl. in gewrichte van mijnen ellenboge [1519; Verdam 1907], ghewricht 'id.' [1599; Kil.].
De herkomst is onduidelijk. Wellicht met metathese van de r (zie ook gewrocht) ontstaan uit een ouder *ghewerchte < *ghewerfte (met overgang ft > cht, zie achter), dat dan met ge-te gevormd kan zijn bij de stam van werven en wervel. Ondersteuning hiervoor bieden Middelhoogduits gewerbe (o.a.) 'draaipunt, gewricht' en mnl. ghewerve 'id.' (wrsch. ontleend), zoals in die ghewerve des ommerincs der erden 'het draaipunt van de aardbol' [1348; MNW-P], der leede gewerff 'gewricht' [1477; Teuth.]. Een andere mogelijkheid wordt gesuggereerd door een geïsoleerde Middelnederlandse vorm ghewerch [ca. 1481-83; Verdam 1907]: er zou verband kunnen zijn met mnl. wri(j)gen 'draaien, winden, verschuiven, kromgroeien', van een stam waarbij wrsch. ook wrikken en wreef (mnl. wrijch) horen; het woord is dan met ge-te (met overgang gt > cht als in bocht bij buigen) gevormd bij deze stam. De vorm ghewerch kan echter ook als tussenvorm of contaminatie beschouwd worden.
Literatuur: J. Verdam (1907), 'Gewricht', in: TNTL 26, 103-104


  naar boven