1.   gewijsde zn. 'definitief vonnis'
categorie:
geleed woord
Mnl. ghewijsde 'vonnis, oordeel' in robbrecht ende die aeldinghers wilden wel hebben hare ghewijsde 'Robrecht en zijn erfgenamen wilden graag dat er een vonnis werd geveld' [1295; CG I, 2249]. Tegenwoordig vrijwel uitsluitend nog in de uitdrukking kracht van gewijsde (hebben, krijgen, etc.) 'definitiefheid (hebben, krijgen)' en vooral in kracht van gewijsde gaan 'definitief worden'.
Het zelfstandig gebruikte verl.deelw. van mnl. wisen in de betekenis 'oordelen, vonnissen', hetzelfde werkwoord als het huidige wijzen, dat oorspronkelijk zwak was en pas later de huidige sterke vervoeging van klasse I kreeg. Het verl.deelw zelf verschijnt bijv. in gewijst dinc 'afgehandelde rechtszaak' of gewijst vonnisse 'vastgesteld vonnis', bijv. in bi ghewiseden vonnessen 'volgens het vastgestelde vonnis' [1290; CG I, 1453]; het tot zn. geworden gewijsde is het enige relict van de oude zwakke vervoeging.
In het Middelnederlands en het Vroegnieuwnederlands had gewijsde nog de algemene betekenis 'vonnis'. Binnen de huidige rechtsopvatting is de betekenis vernauwd tot 'vonnis dat niet meer kan worden aangevochten'.


  naar boven