1.   sombrero zn. 'hoed met brede rand'
categorie:
leenwoord, geleed woord
Nnl. sombréro "breedgerande spaansche hoed" [1863; Kramers], sombrero 'hoed met brede rand' [1872; WNT Aanv.], de breedgerande sombrero van de Spaansche gezeten boeren [1889; WNT Aanv.].
Ontleend aan Spaans sombrero 'hoed met brede rand' [1140; Corominas], een afleiding van sombra 'schaduw' [13e eeuw; Corominas]. De vorm sombra is een vervorming van Latijn umbra 'schaduw', zie lommer, onder invloed van Spaans sol 'zon' < Latijn sōl 'id.', zie solair. Doordat ombra vaak voorkwam in de vaste verbinding sol y ombra 'zon en schaduw' werd het vervormd tot sombra (Corominas).
In Nederlands-Indië werden sombrero en de aan Portugees sombreiro ontleende variant sombreel ook wel gebruikt voor een parasol of zonnescherm: een groote quitasol of sombreel [1729; WNT sombreel], quitasol, sombrero, sombreel [1935; WNT sombreel].
Fries: sombrearo


  naar boven