1.   lamlendig bn. 'lusteloos'
categorie:
geleed woord
Nnl. lamlendig 'krachteloos, lui, lusteloos' in als we ons in alles zoo lamlendig gedroegen [1844; WNT lam], een lamlendig paard [1871; WNT lam].
Afgeleid met -ig van lam 2 en lende. De letterlijke betekenis is dus 'lam in de lendenen'. Deze wordt in de bronnen echter niet aangetroffen, behalve misschien in de attestatie uit 1871.
Fries: lamliddich


  naar boven