1.   actuaris zn. 'wiskundige bij verzekeringsmaatschappij'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Nnl. actuaris 'beheerder der geldmiddelen' [1754; WNT Supp.], daarvoor alleen actuarius '(openbaar) schrijver' [1669; Meijer onder Konstwoorden]. In de huidige betekenis: actuaris 'wiskundige bij een verzekeringsmaatschappij' [1922; WNT Supp.].
Ontleend aan Latijn āctuārius 'stenograaf, secretaris, rentmeester', van ācta (mv.) 'behandelde zaken', āctum 'handeling' (zie actief) en het achtervoegsel -ārius '(persoon) verband houdend met, uitvoerend', zie -aar.
De oude betekenis is verdrongen ten gunste van de huidige, die overgenomen is van Engels actuary 'wiskundige bij een verzekeringsmaatschappij' [1849; OED], eerder 'administrateur, archivaris' [1553; OED], dat dezelfde oorsprong heeft als het Nederlandse woord.


  naar boven