1.   annuleren ww. 'nietig verklaren'
categorie:
leenwoord
Mnl. in dese voreghenoempde zaken, poente, gheloeften, ende verbonde ... ghebroken woerden, gheschoert ende gheannulleirt 'deze voornoemde zaken, punten, beloften en verdragen werden gebroken, verscheurd en geannuleerd' [1344; Moors 1952:140]; vnnl. annulleren 'af-, opzeggen' [1588; Kil.].
Al dan niet via Frans annuler 'id.' [1250; Rey] ontleend aan Latijn annūllāre, gevormd uit ad- en nūllum 'niets', de onzijdige vorm van nūllus 'geen', zie nul.
Fries: annulearje


  naar boven