1.   accordeon zn. 'trekharmonica'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. accordeon "de naam van een nieuw speeltuig met toetsen en blaasbalg" [1847; Kramers].
Via Frans accordéon [1833] ontleend aan Duits Akkordion, tegenwoordig onder Franse invloed weer Akkordeon, zo genoemd omdat de bassen in akkoorden zijn geordend.
Het instrument werd in 1822 uitgevonden door Christian Friedrich Ludwig Buschmann (1805-1864) in Berlijn, die ook de mondharmonica (zie harmonica) heeft uitgevonden in 1821. Hij noemde het instrument handaeoline. De naam Accordion werd in 1829 bedacht door Cyrillus Demian (1772-1847) uit Wenen en wel uit akkoord naar het voorbeeld van Orchestrion 'muziekinstrument dat de geluiden van blaasinstrumenten nabootst'. De vorm met -e- is mogelijk ontstaan onder invloed van Frans orphéon 'zanggezelschap'.
Fries: akkordeon


  naar boven