1.   lomp 1 zn. 'vod'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Mnl. mogelijk al in de afleiding lompere 'voddenman, lompenhandelaar' als toenaam in jan de lompere [1293; CG I]; vnnl. lompe 'vod' [1588; Claes 1994a], lompe 'brok, windsel, lap' [1599; Kil.].
Mhd. lumpe 'lomp, vod' (nhd. Lumpen 'lomp, vod'); me. lumpe 'klomp, stuk' is misschien aan het mnl. ontleend (ne. lump); nzw. lump 'vod' (uit mnd.) < pgm. *lumpa- 'brok, klomp' (alleen West-Germaans).
Vermoedelijk behoren tot dezelfde wortel ook mhd. lampen 'slap neerhangen' en lempe 'stuk vlees'; al deze woorden met een nasaalinfix bij de wortel van lap. NEW zoekt verder verband met mnl. gelimp(e) 'betamelijkheid' [1477; Teuth.] dat staat naast mhd. gelimpf 'gepast gedrag', mnd. gelimp 'gepastheid' en oe. gelimp 'gebeurtenis, geval' en het sterke ww. ohd. gilimpfan 'betamen', met een oorspr. betekenis 'slap neerhangen'. Het zou dan horen bij pie. *leb- 'slap neerhangen' (IEW 655-657), zie lip. Het is echter niet duidelijk hoe de betekenis 'betamen' met 'slap neerhangen' te verbinden is.
Literatuur: Bense 1926-1939, 39
Fries: -


  naar boven