|
951. |
dreiging categorie: geleed woord Zie: dreigen
|
952. |
drenkeling zn. 'iemand die dreigt te verdrinken, verdronkene' categorie: geleed woord Vnnl. drenckelingen 'verdronkenen' [1583; MNW nederslach], drenkeling 'die dreigt te verdrinken' [1651; WNT]. Afleiding met het achtervoegsel -ling van drenken in de betekenis 'verdrinken'.
|
953. |
drenken ww. 'te drinken geven' categorie: geleed woord Onl. drencodos 'jij drenkte' [10e eeuw; W.Ps.], drenkedon mi mit etige 'zij drenkten mij met azijn' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. drenken 'verdrinken' [1400-29; MNW-R], gedrenct 'verdronken' [1405; MNW drenken], drenken 'te drinken geven' [ca. 1450; MNW], Ghespijst ende ghedrinct 'gevoed en gedrenkt' [1461; MNW]; vnnl. drenken 'verdrinken' [WNT wal I], gedrenct 'te drinken gegeven' [1526; WNT vallen]; nnl. Den grond, gedrenkt van 's vijands bloed 'nat van, begoten met' [1775; WNT versmeden I]. Causatief op *-jan- afgeleid van drank-, ablautsvorm bij de wortel van het sterke werkwoord drinken. Os. drenkian; ohd. trenken; ofri. drentza; oe. drencan; on. drekkja; got. dragkjan; < pgm. *drankjan- 'doen drinken'.
|
954. |
dressuur categorie: geleed woord Zie: dresseren
|
955. |
dreumes zn. 'klein kind' categorie: geleed woord, waarschijnlijk substraatwoord Nnl. dreumes 'klein persoon' [1769; WNT bijspelen], dreumis 'kind' [1842; WNT]. Wrsch. een afleiding met het achtervoegsel -es dat vaker wordt gebruikt voor persoonsaanduidingen, zie lobbes. Het grondwoord is vermoedelijk dreum, dreumel 'draad die van de schering overblijft', oorspr. 'klein stukje'. Te vergelijken valt mnd. drummel 'kort stukje; kort gedrongen persoon'; hierbij ook mnl. drom 'afgesneden einde van kettinggaren'; ohd. drum '(uit)einde, stam' en met andere ablaut: mnd. dram 'eind van draden in een weefsel'; on. þrömr 'rand'; van pgm. *þrum-, *þram-. De verdere herkomst is onbekend. Verwantschap met pie *ter- 'naar de andere kant komen' (IEW 1075) is zeer onzeker.
|
956. |
drevel zn. 'puntige ijzeren bout, pons' categorie: geleed woord Mnl. drevel, 'laadstok voor vuurwapen' [1384-1407; MNW], 'metalen pen' [15e eeuw; MNW], 'drijfhamer' (MNW, geen attestatie); vnnl. dreveltje 'stuk gereedschap' [1694; WNT zetijzer]; nnl. drevel 'doorslag, drijfijzer' [1847; Kramers], 'drijfhamer' [1860-61; WNT]. Gevormd bij het sterke werkwoord drijven met behulp van het Proto-Germaanse achtervoegsel *-ila, dat o.a. werd gebruikt om bij stammen van sterke werkwoorden aanduidingen van werktuigen te maken, zie beitel. Mnd. drevel 'instrument om iets aan te drijven'; mhd. tribel 'drevel'; < pgm. *dribila- 'wat gebruikt wordt om (aan) te drijven'. ◆ drevelen ww. 'de drevel gebruiken, drijven'. Mnl. drevelen 'id.' [1445-55; MNW]. Afleiding bij drevel.
|
957. |
drevelen categorie: geleed woord Zie: drevel
|
958. |
drie-eenheid zn. 'eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest' categorie: leenvertaling, geleed woord Vnnl. drij-eenigheyd [1599; Kil.], Drie-eenigheydt [1634; WNT letter], Triniteit, dryeenheidt, dryheidt [1658; WNT triniteit]. Samenstelling van drie en eenheid, leenvertaling van Latijn trinitas 'drie-eenheid'. In het Middelnederlands gebruikte men andere vertalingen drieheit [ca. 1350; MNW] en drievoudichheit, drievoldecheit [1240; Bern.]. Pas in het Vroegnieuwnederlands verschijnt het bn. dry-eenigh [1622; WNT dollen]. Fries: trije-ienheid
|
959. |
driehoek zn. 'geometrische figuur' categorie: geleed woord, leenvertaling, purisme Mnl. driehoec 'geometrische figuur' [1351; MNW]. Ouder dan het zn. zijn bijvoeglijke vormen als drie hoekede, 'driehoekig, met drie hoeken' [1287; CG II, Nat.Bl.D]. Samenstelling uit drie en hoek, leenvertaling van Latijn triangulum 'driehoek', zie triangel. De wiskundige en taalpurist Simon Stevin (1548-1620) heeft bijgedragen aan de verspreiding en acceptatie van het woord. Het Duits kent Dreieck [ca. 1600], verder hebben de meeste Europese talen een van Latijn triangulum afgeleide vorm. Fries: drijehoek
|
960. |
drieling categorie: geleed woord Zie: tweeling
|
< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
naar boven
|