1.   lama 1 zn. 'Zuid-Amerikaans zoogdier, schaapskameel (Lama glama)'
categorie:
leenwoord
Nnl. glama "Peruviaansche Kemel. Kemel met een gelyke Rug en een Bult aan de Borst" [1762; WNT kemel], lama [1847; Kramers].
Ontleend aan Spaans llama 'lama' [1535; Friederici], dat zelf ontleend is aan Quechua llama 'lama; vee'. De spelling lama is een Nederlandse aanpassing van een schriftelijke ontlening: de Spaanse uitspraak luidt ongeveer /(l)jama/.
Fries: lama


  naar boven