1.   hut zn. 'eenvoudige kleine woning'
categorie:
leenwoord
Mnl. hutte 'hok' in nochtanne sloot men tiere stonde in eene hutte met eenen honde 'bovendien sloot men hem toen op bij een hond in een hok' [1300-25; MNW-R], ghelijc enen wachtere heeft hi een hutte gemaect 'zoals een wachter heeft hij een hut gemaakt' [1460-62; MNW-P]; vnnl. hutte 'eenvoudig klein huisje' [1562; Kil.], een loove oft hutte van tacken 'een luifel of optrekje van takken' [1573; Thes. schaduwe], hut 'woonverblijf voor de stuurlieden of scheepsofficieren' [1653; WNT], 'slaapvertrek op een schip voor officieren of passagiers' [1665; WNT].
Ontleend aan Middelhoogduits hütte 'eenvoudige kleine woning'.
Oorspr. alleen een Hoogduits woord: ohd. hutte, nhd. Hütte; teruggaand op pgm. *hudjōn-. Uit het Hoogduits mnl. hutte; mnd. hütte > nzw. hytta; en Frans hutte > Engels hut.
Er zijn geen direct verwante woorden buiten het Germaans en de verdere herkomst is dan ook onduidelijk. Men reconstrueert meestal pie. *kuH-t-, als t-uitbreiding van de nultrap van de wortel pie. *(s)keuH- 'bedekken, omhullen' (IEW 951), zoals in schuilen en schuur, en zie ook huis. De korte u in het pgm. blijft dan echter onverklaard.
Qua betekenis lijkt hut goed te verbinden met hoede 'bescherming' < pgm. *hōdi-. Mogelijk zijn verwant: Oudpruisisch pokūnst 'behoeden' en Proto-Slavisch *kǫtati 'bedekken, omhullen' (Oudkerkslavisch sŭ-kǫtati 'neerhouden, kalmeren', Russisch kútat' 'omhullen, smoren'), en misschien ook het semantische nabijere Proto-Slavisch *kǫťa (Oudkerkslavisch kǫšta 'hut, tent', Servo-Kroatisch kuća 'huis, bouwsel'). Deze Balto-Slavische woorden wijzen alle op prenasalisatie, wat een goede aanwijzing is om te denken aan herkomst uit een voor-Indo-Europese substraattaal.
In het Duits heeft Hütte van oudsher ook de betekenis 'gieterij, smelterij (bijv. voor metaalwinning)', in de moderne taal meestal in samenstellingen (Eisenhütte, Glashütte) en geheel onafhankelijk van de eenvoud van zo'n bedrijf. Het Nederlands heeft deze betekenis in hut nooit overgenomen. Typisch Nederlands is de jongere betekenis van een hut op een schip.


  naar boven