1.   bumper zn. 'autobuffer'
categorie:
leenwoord
Nnl. bumber (lees: bumper) 'schokbreker' [1929; Koenen], bumpers (mv.) 'autobuffers' [1938; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels bumper 'schokbreker van auto' [1926], eerder al 'schokbreker in het algemeen', eerder al Amerikaans-Engels bumper 'buffer van een treinwagon' [1839; OED], een afleiding van het werkwoord bump 'stoten', dat wrsch. een klanknabootsing is.


  naar boven