1.   sjoelbak zn. 'lange bak waarin een spel met schijven'
categorie:
leenwoord
Nnl. sjoeltafel in kasteleinsgereedschappen, waaronder ... een Billiard ..., Sjoeltafel, 2 Tapkasten [1874; Leeuwarder Courant], sjoelbak in Tea Garden Mariënboom met diverse spelen, ook sjoelbak [1908; Gelderlander], echt eiken sjoelbakspelen met palmhouten schijven [1909; NRC], sjoelbak, sjoeltafel "een friesch spel met schijven, die door poortjes moeten glijden" [1912; Kramers], "soort van lange tafel met opstaanden rand en aan het einde vakjes waarin schijven geworpen moeten worden; een gezelschapsspel" [1914; Van Dale].
Ontleend, met aanpassing van het tweede lid aan bak 1, aan Fries sjoeltafel 'sjoelbak op poten' [1840; WFT], een samenstelling met de stam van het werkwoord sjoel(j)e 'slepen, sloffen, schuifelen', zie sjouwen.
Ontlening aan Engels shovelboard 'soort schuifspel op de vloer' of aan een dialectisch voorkomende nevenvorm shoolboard (Hoekema 1985), met volksetymologische aanpassing aan Fries sjoel(j)e, is onwaarschijnlijk. Het genoemde Engelse spel, later ook onder de naam shuffleboard en shovea'penny, was een typisch scheepsdekspel en had weinig met de sjoelbak gemeen, maar des te meer met wat in het Vroegnieuwnederlands is geattesteerd als schuiftafel (vnnl. Schuiven op een schuiftaafel: welk spel genoeg bekend is [1671; iWNT schuiven]), waarbij schijven met een keu worden verplaatst, en dat in België nog steeds bekend is.
Fries sjoelbak 'sjoelbak' [1951; WFT] is een jongere vorm die is ontstaan onder invloed van het Nederlands.
sjoel(bakk)en ww. 'het sjoelbakspel spelen'. Nnl. in de samenstelling sjoel-partij [1878; Leeuwarder Courant], sjoelbakken "het sjoelbakspel spelen" [1914; Van Dale], sjoelen [1952; Koenen]. Afleiding van sjoelbak, later verkort tot sjoelen. Eerder al Fries sjoele 'spelen met de sjoeltafel' [1901; WFT], 'sjoelbakken' [1956; WFT].
Literatuur: T. Hoekema (1985), 'Sjoel(j)e; sjouwe', in: Us Wurk 34, 102-105
Fries: sjoelbaksjoele


  naar boven