1.   sjeik zn. 'Arabische eretitel'
categorie:
geleed woord
Vnnl. Cheek; den oppersten raetsheer van den coninck [1596; Linschoten 111], Muley Mahomet Scheck ... heeft ... dit deel van Afrika, nu Barbaryen genoemt, verheert ende in-genomen [1608; Van Meteren], sheck 'voornaam man' in wierden wy ... geleyd tot het Huys van de Sheck, by wien wy ons verblyf zouden nemen [1698; De Bruyn]; nnl. sjeich 'vorst, edelman' in Sjeich Ibn Moelana ... gaf ... de Vorsten van Damak en Padjang kennis ... dat zy ook zyn onderdanen geworden waren [1726; WNT toestemming], scheik en scheich 'oudste onderbevelhebber van een Arabische horde' [1847; Kramers], sjeik 'hooggeplaatst persoon' in het geloof des sjeiks Mohamed, zoon van Abd-el-Wahab, die in de 18de eeuw leefde [1855; WNT wa(h)habiet].
Ontleend aan Arabisch šaiḵ 'oude man, oudere heer, hoofd, patriarch, heerser, meester, senator'.
Een Arabische sjeik is van oorsprong een oude man, een grijsaard en derhalve een stamoudste.
oliesjeik zn. 'Arabische sjeik, rijk geworden door de olie'. Nnl. olie-sjeik in Olie-sjeiks kopen blanke vrouwen [1954; Leeuwarder Courant]. De Arabische sjeiks werden vanaf de jaren 1950 snel rijk door de olieproductie in hun land. Doordat zij hun geld ook uitgaven aan dure auto's en luxe producten, werd het begrip oliesjeik vooral na 1958 steeds bekender.
Literatuur: De Bruyn: Reizen van Cornelis de Bruyn; Door de vermaardste deelen van Klein Asia, Delft, 1, 337a; Philippa 2008
Fries: sjeik


  naar boven