1.   kervel zn. 'keukenkruid (Athriscus cerefolium)'
categorie:
leenwoord, volksetymologie in brontaal
Mnl. keruele 'kervel' [1226-50; VMNW], dattie meesters heeten cerfolium. entie lieden sceldent kervel 'wat de geleerden cerfolium noemen en de mensen geven het de naam kervel' [1351; MNW-P].
Ontleend aan Latijn caerefolium 'kervel'. De verdere herkomst is onbekend. Het tweede lid is folium 'blad', maar dat kan een volksetymologische aanpassing zijn. De oudste Latijnse attestaties luiden chaerepolum, caerefolium en chaerephyllum (bij Columella, 1e eeuw na Chr.), en op grond daarvan wordt algemeen aangenomen dat het een leenwoord uit het Grieks betreft. Grieks *khairéphullon, een niet-geattesteerde vorm, zou dan een samenstelling zijn van de stam van het werkwoord khaírein 'zich verheugen' en het zn. phúllon 'blad', en de plant zou zo genoemd zijn vanwege de aantrekkelijke geur van de bladeren.
Evenzo ontleend zijn: mnd. kervele; ohd. kervela (nhd. Kerbel); oe. cærfille (ne. chervil).
Fries: -


  naar boven