1.   baar 4 zn. 'groentje, nieuweling, jonge matroos'
categorie:
leenwoord
Vnnl. "Een nieuweling, een groentje. De Indiëvaarders zeggen, een baar of Norenbaar" [1699; Jaques/Hannot].
Ontleend aan het Maleise bn. baru 'nieuw'.
Dit woord uit de koloniale taal is, met het verslappen van de band met de voormalige kolonie Nederlands-Indië, in onbruik geraakt. In de tijd van de VOC zal (althans binnen de kring van Nederlandssprekenden) de betekenis 'onervaren matroos' de meest voor de hand liggende geweest zijn. Met de toenemende kolonisering van de archipel werden ook pas aangekomen Europese kolonisten en bestuursambtenaren zo genoemd [1837; WNT]. Bij uitbreiding raakte het woord ook van toepassing op andere onervaren personen. Bij de Nederlandse marine heette een eerstejaars adelborst tot voor kort baar; nu is dat baroe (Harmsen).
In sommige oudere woordenboeken, waaronder het WNT, wordt het woord steeds in combinatie genoemd met het zn. orinbaar, orimbaar 'groentje' [1652-62; WNT], dat gevormd is uit Maleis orang baru 'nieuw (aangekomen) mens'. Zowel baar 'nieuw, ongeoefend' als orinbaar 'nieuweling' waren in het Kaaps-Nederlands gangbare woorden, die werden gebruikt om pas aangekomen slaven te benoemen. Wrsch. gaat baar hier als bn. direct op het Maleis van de slaven terug. Beide woorden bestonden als zn. al in het Nederlands en zijn van daaruit in het Kaaps-Nederlands c.q. Afrikaans overgenomen, voorzover baar als zn. daar bestond, want het wordt slechts door één bron vermeld [1844; Merwe]. Maar dit gegeven wordt bevestigd door Kaaps-Nederlands en ouder Afrikaans baars, baarsch 'ongeoefend' [1708-09; Scholtz] dat van het zn. baar is afgeleid. Dit bn. is in het Afrikaans door het bn. baar verdrongen, vermoedelijk onder invloed van Maleis sprekende slaven en hun afstammelingen.
Orinbaar behoort niet langer tot de Nederlandse woordenschat. In Dale 1872 al wordt gezegd: "Dit woord verdiende geschrapt te worden. Wij behouden het alleen om er tegen te waarschuwen"; in latere edities is het dan ook verdwenen. Het zn. oorlam 'borrel', dat eveneens het element orang 'mens' bevat, heeft zich wel gehandhaafd.
Literatuur: F. Harmsen (1991) Van baroe tot branie: termen en zegswijzen bij de Koninklijke Marine, Bergen; H. van der Merwe (1971) Vroeë Afrikaanse woordelyste, Pretoria; J. du P. Scholtz (1970) Afrikaans-Hollands in die agtiende eeu, Kaapstad


  naar boven