1.   onder bw. 'op een lager gelegen plaats'; vz. 'lager dan; te midden van'
categorie:
erfwoord
Onl. under (vz.) 'lager dan' in undir tungon minro 'onder mijn tong' [10e eeuw; W.Ps.], 'te midden van' in under unsculdigin 'te midden van onschuldigen' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. onder hare houede 'onder hun hoofden' [1236; VMNW], onder de guldebroeders 'te midden van de gildebroeders' [1277; VMNW], onder minen ar- 'onder (het bewind van) mijn heer' [1277; VMNW].
Os. undar (mnd. under); ohd. untar (nhd. unter); ofri. under (nfri. ûnder); oe. under (ne. under); on. undir (nzw. under); got. undar; alle 'onder' en (in de Oudgermaanse talen m.u.v. got.) 'tussen'; < pgm. *under-. Daarnaast nog een korte vorm on. und 'onder'.
In pgm. *under- zijn twee Indo-Europese voorzetsels samengevallen. Enerzijds is dat pie. *ndh(er)- (IEW 771), waaruit: Latijn īnfrā 'onder', īnferus 'zich beneden bevindend'; Sanskrit adhá 'onder', ádhara- 'de onderste'; Avestisch aðairi 'onder'; Armeens ənd 'onder'; Tochaars A añč. Anderzijds is dat pie. *h1n-tér, naast ablautend *h1entér 'binnenin' (IEW 313), waaruit: Oudnoords iðr, iðrar 'ingewanden' (pgm. *inþerō-, uit de voltrap); Grieks éntera 'id.'; Latijn inter 'tussen', Oskisch anter 'id.', Umbrisch ander 'id.'; Sanskrit antár 'id.'; Oudkerkslavisch ǫtrĭ 'binnenin' (Russisch nutró 'ingewanden; instinct; binnenkant'); Oudiers eter 'tussen'. Dit tweede voorzetsel is de comparatief van *h1en 'in', zie in.
Fries: ûnder


  naar boven